Als mensen weten wat de risico’s zijn, dan gaan ze zich wel anders gedragen... of toch niet? Wie ooit voorlichting heeft gegeven, weet dat informatie op zich vaak onvoldoende is om gedrag blijvend te veranderen. Je kunt mensen vertellen dat roken dodelijk is, dat gezond eten belangrijk is, of dat ze hun telefoon niet moeten gebruiken in het verkeer — en toch blijven ze het doen. Waarom is dat? Omdat voorlichting en gedragsverandering meer vraagt dan kennisoverdracht. Mensen zijn geen rationele rekenmachines die automatisch de beste keuze maken zodra ze over de juiste feiten beschikken. Tussen weten en doen zit vaak een flinke kloof. Voorlichting en gedragsverandering vraagt om een aanpak die niet alleen informeert, maar ook overtuigt, motiveert en ondersteunt.
Veel voorlichtingscampagnes richten zich primair op bewustwording: mensen confronteren met risico’s of negatieve consequenties. Denk aan schokkende beelden op sigarettenpakjes of confronterende verkeerscampagnes. Dit soort boodschappen maken vaak gebruik van fear appeals — angstaanjagende waarschuwingen die mensen moeten motiveren om hun gedrag aan te passen.
Maar angst werkt alleen onder de juiste voorwaarden en heeft bovendien het risico op een averechts effect. Hoe zit dat dan? Boodschappen die angst oproepen, activeren ons fight-or-flight systeem en roepen de vraag op of we de vervelende boodschap aangaan (vechten) of uit de weg gaan (vluchten). Vaak willen we dat de doelgroep het angstgevoel aangaat door het gewenste gedrag te vertonen. In de praktijk is het echter vaak makkelijker voor mensen om redenen te bedenken waarom het gevaar voor hén niet geldt. Denk aan uitspraken als: “Mijn opa rookte 60 jaar en is gewoon 90 geworden.” Zo kan het beoogde effect omslaan in weerstand of ontkenning.
Wil je toch bewust angst inzetten in je voorlichting? Kies dan risico’s die realistisch aanvoelen en koppel deze altijd aan concrete gedragingen die de doelgroep direct kan uitvoeren.
Naast angst spelen vaak verschillende psychologische weerstanden die voorlichting en gedragsverandering bemoeilijken:
Wanneer mensen het gevoel hebben dat hun vrijheid wordt bedreigd, kan er een tegenreactie ontstaan: “Laat mij zelf bepalen wat ik doe!” Boodschappen die enigszins dwingend of betuttelend overkomen, roepen vaak deze weerstand op. Zodra de doelgroep dit ervaart, staan zij niet meer open voor de boodschap. Je zult eerst hun gevoel van autonomie moeten herstellen voordat je verder kunt.
Mensen beoordelen niet alleen de inhoud van de boodschap, maar ook wie deze brengt. Als de boodschapper als bevooroordeeld, onbetrouwbaar of moralistisch wordt gezien, neemt de kans af dat de boodschap serieus wordt genomen. Het is daarom essentieel om vooraf na te denken over mogelijke twijfels van de doelgroep — zowel over de inhoud als over jou als boodschapper — en deze tijdens de voorlichting actief te adresseren.
Zelfs als mensen overtuigd zijn, blijft gedragsverandering lastig. Mensen zijn geneigd vast te houden aan bestaande patronen, simpelweg omdat deze vertrouwd en gemakkelijk zijn. De uitdaging is dan ook om met je voorlichting verder te gaan dan alleen informeren, weerstand wegnemen en motiveren: help je doelgroep de kloof tussen intentie en gedrag daadwerkelijk te overbruggen.
Voorlichting en gedragsverandering vraagt dus om méér dan het delen van feiten. Het vraagt om het strategisch omgaan met deze weerstanden.
Wat maakt voorlichting en gedragsverandering dan wél effectief? Onderzoek en praktijkervaring wijzen op drie essentiële bouwstenen:
Mensen veranderen pas als ze zelf gemotiveerd zijn. Dit vraagt om aansluiting bij hun intrinsieke waarden, verlangens en identiteit (let op: die van je doelgroep, niet die waarvan jij vindt dat ze die zouden moeten hebben). In plaats van alleen te waarschuwen, helpt het om samen te onderzoeken welke positieve motieven de doelgroep heeft: “Wat levert het je op als je gezonder eet?” of “Hoe past dit gedrag bij wie jij wilt zijn?”
Ook het creëren van verbondenheid speelt hierbij een belangrijke rol. Mensen zijn eerder bereid om open te staan voor verandering als ze zich gehoord, gezien en serieus genomen voelen.
Zelfvertrouwen in eigen kunnen is cruciaal. Mensen moeten het idee hebben dat ze het nieuwe gedrag daadwerkelijk kunnen uitvoeren. Dit is de kern van self-efficacy. Te veel voorlichtingscampagnes benadrukken alleen wat er misgaat, zonder mensen te laten zien hoe zij kunnen veranderen.
Oefenen in kleine, haalbare stappen, rollenspellen, praktische tips en het aanleren van vaardigheden vergroten het gevoel van bekwaamheid. Hierbij sluit ook het COM-B model aan: gedragsverandering ontstaat als er voldoende Capability, Opportunity en Motivation is.
Zelfs bij voldoende motivatie en zelfvertrouwen blijft gedragsverandering lastig, omdat gewoontes hardnekkig zijn. Hier komt het overbruggen van de intentie-gedragskloof in beeld. Mensen hebben vaak goede bedoelingen, maar vallen snel terug in oude patronen.
Concrete gedragsplannen helpen hierbij. Denk aan implementatie-intenties: “Als ik na het eten zin krijg in een biertje, neem ik in plaats daarvan een glas water.” Ook visuele reminders, sociale steun en kleine beloningen ondersteunen het vasthouden van nieuw gedrag.
Voorlichting en gedragsverandering is dus veel meer dan informeren. Het is een zorgvuldig samenspel van motiveren, ondersteunen en faciliteren. Daarbij is het belangrijk om altijd oog te houden voor de doelgroep: wat beweegt hen? Welke obstakels ervaren zij? Hoe kunnen we hun zelfvertrouwen versterken?
Wie voorlichting geeft, is niet alleen een kennisoverdrager, maar vooral een procesbegeleider die samen met de doelgroep zoekt naar haalbare en duurzame gedragsverandering.